Vorige maand was er weer een Rozenbalkon in Gent, deze intieme voorleessessie voor een klein publiek van gelukkige genodigden, waar ik sinds vorig jaar deel van uitmaak. Hoe gevleid en bevoorrecht ik daardoor ook ben, het aardige ervan vind ik vooral om te zien dat dichters het onder elkaar, voor vrienden en zonder camera of verslag in de krant, ook leuk vinden om poëzie te brengen en ernaar te luisteren. Leven en werk zijn er niet gescheiden, maar vormen een geïntegreerd geheel. En daarom is het Rozenbalkon ook een gelegenheid waar je je kunt ontdoen van de anonimiteit waar de publieke ruimte je toe bepaalt. In een terugblik op het begin van zijn schrijverscarrière in De kunst van het falen schrijft mijn vader daarover:
'Het schrijven had eigenaardige gevolgen. Het bestaan van een schrijver begint met zo'n eerste publicatie. Opeens een paar brieven. Opeens een uitnodiging, voor dit, voor dat. En opeens ben je niemand, of bijna niemand: een punt in een klein maar onbegrijpelijk net van communicatie, een provincie van de republiek der letteren, die uitsluitend uit zulke zenders en ontvangers als jij, niet uit mensen bestaat. Een bestaan in niets, een bestaan van niets, dat pas weer moeite kost, de gewone menselijke moeite, als die onzienlijke double niet buiten zijn vlees en bloed kan.'
Op het Rozenbalkon liepen een flink aantal van die zenders en ontvangers rond, maar wie kan er zonder zijn eigen vlees en bloed? Wat op de buitenstaander een elitaire en geprivilegieerde indruk maakt, is voor de ingewijde juist wat hem van zichzelf vervreemdt: niet iets waardoor hij zich vermeerdert, maar waardoor hij een deel van zichzelf verliest. Hij wordt van iemand niemand. Dat is precies het tegenovergestelde van de zelfvergroting die Mulisch - waar komt die man toch ineens weer vandaan? - uitdrukt in de formule 'meer ik dan ik': dat is de uitstraling van de persoonlijkheid in het werk. De eenheid van leven en werk geldt dan ook alleen in de privé-ruimte. De fout in de psychologie van de fan is zijn verwachting dat die eenheid ook buiten de privé-ruimte standhoudt, alsof daarmee de ware integriteit zou worden bewezen. Maar juist daardoor miskent hij de voorwaarde voor die integriteit, en komt zijn verering in haar tegendeel, in gebrek aan respect te verkeren. Dat leidt op zijn best tot verlegenheid bij beide partijen, en op zijn slechts tot verwikkelingen die Martin Scorsese in The King of Comedy heeft uitgebeeld.
Dit verschil tussen 'binnen' en 'buiten' bleek bijzonder duidelijk toen ik me aan een dichter voorstelde van wie ik de laatste bundel had gerecenseerd. Zijn/haar reactie - ter bewaking van de integriteit laat ik het maar in het midden - was in alle opzichten verlossend, al was het niet waarop ik had gehoopt: mijn recensie was niet in goede aarde gevallen. De redenen daarvan doen er niet toe, maar je kunt je voorstellen dat wanneer we dit gesprek in het openbaar hadden gevoerd, in een polemiek, op een blogsite of waar ook, de toon gemakkelijk flauw en polemisch had kunnen worden. Hier onder het Rozenbalkon daarentegen waren we met z'n tweeën bij elkaar, in een privésfeer die ons verloste van onze literair/professionele herkomst. Daardoor waren de literaire problemen niet automatisch uit de lucht - dat gebeurde later per mail - maar ze stonden ons evenmin in de weg. Zou het principiëler, integerder, ethischer zijn geweest wanneer dat wel het geval was geweest? Integendeel. Geen literatuur is belangrijk genoeg om je er door op sleeptouw te laten nemen naar een gebied waar je een niemand, een 'minder ik dan ik' wordt. De eenheid die door een wijze van lev/zen wordt uitgedrukt, is gebonden aan een plaats, een privéruimte, waar de ander principieel buiten staat. Maar van die Ander, zegt Levinas die ik momenteel lees, gaat een gebod uit om hem 'in het gelaat te zien'. Dat kan alleen in een open ruimte die aan niemand toebehoort, en waarin een alomvattend begrip - dat van de literator, een zender/ontvanger, een niemand - niet aan zijn gewelddadig gelijk toekomt.
Een paar jaar geleden schreef ik een fel stuk tegen Ilja Leonard Pfeijffer. Door toeval kwam ik hem kort na publicatie ervan ergens tijdens een literaire bijeenkomst in Amsterdam tegen. We werden aan elkaar voorgesteld, maar in plaats van achteruit te deinzen toen hij mijn naam vernam, maakte hij een grapje en zei: 'Oorlog voer ik op papier, niet in de kroeg'. Dat nam me direct voor hem in, en hoewel ik bezwaren blijf houden tegen zijn manier van recenseren - en daar af en toe nog wel eens lucht aan geef - heeft hij sindsdien toch mijn sympathie, - en ik vind het niet onprettig om dat hier eens gezegd te hebben.
Er zijn ook schrijvers die niet in staat zijn om dat onderscheid te maken. Hermans bijvoorbeeld, die het niet kon verdragen wanneer zijn vrienden zich kritisch over hem uitlieten. Het is in dat verband tekenend dat hij over zichzelf vaak in de derde persoon sprak, tot in de titel van een van zijn boeken toe: 'Hermans is hier geweest' - een objectivering waarmee hij zich in dezelfde ruimte plaatste als de rest van de wereld. Daardoor konden zijn vrienden zich ook geen afwijkend gedrag permitteren: niet omdat ze buiten zijn privésfeer stonden, maar omdat Hermans' privéruimte het hele universum vulde. Dat is geen 'meer ik dan ik', laat staan een 'minder ik dan ik' maar een, hoe zal ik het noemen, 'ik meer dan ik'. Hermans was geen man voor de ethiek van Levinas, die dit verschil tussen het Zelf en de Ander benadrukt, en ervoor waarschuwt de werkelijkheid te reduceren tot een aspect van dit Zelf, waardoor men de Ander zijn vrijheid ontzegt. Had Hermans die ethiek aanvaard, het zou hem op slag het schrijven onmogelijk hebben gemaakt.
Maar genoeg over Hermans (van wie ik alles in huis heb). De reden waarom ik dit allemaal opschrijf, is omdat ik besloten heb mijn recensies hier neer te zetten, te beginnen met de laatste drie (over Hirs, Hüsgen en Vekemans). Hier in deze pseudoprivésfeer zijn ze beter op hun plek dan op mijn site. De laatste, over Van Bastelaere's laatste (vandaag voltooid) moet nog even wachten tot de Meanderaflevering van 2 juli. Het wordt, na vier jaar, mijn laatste bijdrage aan die krant.