ginds zag ik de schim van willem kloos
de schim van willem kloos te monte carlo
te monte carlo in het speelhuis willem kloos
Lucebert
Schaken leerde ik van mijn opa, toen ik een jaar of zes was. Als de goede pedagoog die hij was liet hij me mijn eerste partij winnen: apetrots vertelde ik iedereen die het maar horen wilde dat ik van opa had gewonnen - natuurlijk had hij me vooral voor het spel gewonnen.
Backgammon, waarvan het plaatje hierboven de beginopstelling te zien geeft, leerde ik tien jaar later in de kroeg. Het spel beleefde toen, eind jaren zeventig, wereldwijd een hype, ongetwijfeld om dezelfde reden als waarom nu overal wordt gepokerd: er hing een sfeer van jetset, champagne, cocaïne, Las Vegas, Monte Carlo, dure jachten, kortom van kosmopolitisme en geld omheen - nogal proleterige ingrediënten dus die vanzelfsprekend ontbraken toen de Mesopotamiërs er 5000 jaar geleden mee begonnen.
Mijn eerste tegenstander was een pedagoog van een ander slag dan mijn opa, meer iemand als 'Fast' Eddie Felson (Paul Newman) uit Scorsese's The color of money: hij wilde me het spel wel leren, maar alleen om geld. Over de gevolgen daarvan schrijf ik nog eens een dikke bildungsroman; voor nu is alleen van belang dat backgammon niet om geld hoeft te worden gespeeld, maar wel om een (virtuele) inzet, waarvan de waarde wordt uitgedrukt door een dobbelsteen met cijfers van 2 tot 64. Hierin ligt een belangrijk verschil met schaken, waar je al vroeg 'in hogere zin' gewonnen subs. verloren kan staan, en waaraan dan weinig meer te doen is. Backgammon kent die hogere zin niet, kent ook geen remise, maar voorziet in wat niet te voorzien is: het leven met zijn tegenslagen en meevallers. De uitkomst van het spel staat pas vast nadat de laatste steen van het bord is genomen; tot dat moment blijven winst en verlies voor beide partijen reële mogelijkheden, - of zoals Amerikanen het in hun kleurrijke taaltje zeggen: “It ain't over till the fat lady sings”. De kans om het spel te winnen wisselt niettemin met iedere worp, en om aan die winstkansen een waarde toe te kennen is er de draaisteen, waarmee de inzet telkens met een factor twee kan worden verhoogd. Het verdubbelen van de inzet is dus wat in schaken het besluit tot opgave of remise is - met dit heerlijke verschil dat bij backgammon het spel daarna doorgaat. Het aanbieden van de draaisteen, overigens een late toevoeging aan het spel (New York, 1927), betekent dus een oponthoud waarin ruimte ontstaat voor het uitspreken van een oordeel (oordelen kunnen altijd alleen buiten de tijd, per onderbreking worden gegeven; alle moraal berust op het stilzetten van de tijd), maar geen laatste oordeel, - geen afsluiting van betekenis. Evenmin is de draaisteen een instrument om de spanning te verhogen; ze is de uitdrukking van toegenomen spanning, en geen functie van het gokken, maar integendeel een manier om het toeval te beheersen. Ze herstelt het verstoorde evenwicht (door de gunstiger positie van de een ten opzichte van de ander) door de macht over het spel aan de speler met de slechtere positie over te dragen, die nu de dubbele waarde van het spel te verdedigen krijgt.
Desondanks blijft backgammon aantrekkelijk voor wie meer op zijn dobbelstenen dan op zijn spelbeheersing vertrouwt. Spelers van dat slag zijn te herkennen aan de opvatting dat backgammon wel degelijk een geluksspel, of zelfs een gokspel is, aan hun laconieke zetten ('het maakt toch niet uit'), hun misbruik van de draaisteen (te vroeg aanbieden, speculeren op de kleine kansen die elke positie biedt), en vooral aan het geklaag over slechte worpen. Sterke spelers zeuren daar zelden over: de tactiek komt er immers op neer de stenen zo neer te zetten dat je de meeste worpen gunstig maakt. Dat is geen hybris, geen opstand tegen het lot, en ook geen vluchten ervoor naar Isfahaan of elders, maar amor fati: het lot te vriend houden en zorgen dat het aan je kant blijft.
Dat neemt niet weg dat het spel door mensen inmiddels niet meer kan worden gewonnen. Midden jaren negentig deden de zogenaamde neurale netwerken hun intrede, die miljoenen keren tegen zichzelf speelden en van hun fouten leerden. Wat in de schaakwereld nog steeds onbeslist is, is bij backgammon dus allang een feit: van de computer wint niemand meer, - een bewijs temeer dat geluk wel een rol, maar geen rol van betekenis speelt. Van elke tien partijen die ik tegen de computer speel, verlies ik er zeven en win ik er drie, of laat het iets meer zijn (nog net genoeg dus voor een pedagogiek die een Lacaniaans verlangen het zijne geeft). Kenmerkend voor het spel van neurale netwerken is hun nadruk op de tactiek van het spel, en op het even eenvoudige als fundamentele inzicht dat backgammon vóór alles een race is: wie het eerste thuis is, wint. In het moderne backgammon hebben strategische, defensieve posities daardoor aan belang ingeboet: het spel is offensiever geworden, totaler, vergelijkbaar met de vernieuwingen die Cruyff veertig jaar geleden in het voetbal introduceerde. 't Centrale leerstuk hierbij is dat hoewel backgammon een race is, de richting van het spel niet lineair is, maar circulair: geslagen stenen moeten het traject immers weer van begin af aan doorlopen. Een strategie die erop gericht is de stenen 'veilig' achter de vijandelijke linies thuis te brengen, is daarom tot mislukken gedoemd: het is daar namelijk niet veilig, want vlak voor het positionele eindpunt bevindt zich altijd nog het beginpunt van de tegenstander. Pas wanneer er geen contact meer mogelijk is, verandert de circulaire richting in een lineaire: men is dan aan zichzelf overgelaten en koerst rechstreeks op zijn eigen dood af (en alleen dan speelt het geluk van de dobbelstenen een doorslaggevende rol).
De circulaire richting bepaalt dat zolang er nog stenen in het spel zijn - al zijn het er vijf op het 1-punt van de tegenstander of zelfs op de balk - beide partijen nog kunnen winnen. Het is dus zaak je stenen tot het eind actief in het spel te houden. Maar tegen het einde van het spel ontmoet dit principe zijn tegenhanger in het doel van het spel. Dat is: als eerste je eigen stenen van het bord nemen, tot er geen meer over is. Dat betekent dat een positie met elke steen die wordt weggenomen wel dichter tot de overwinning nadert, maar tegelijk ook zwakker wordt. En dat betekent dat het doel van het spel op een paradox berust: je wint wanneer je geen stenen meer over hebt. Anders gezegd: het doel van het spel is te verliezen: wie dat het eerste doet, wint. Daarin onderscheidt backgammon zich van alle andere spelen: haar doel is niet de tegenstander te overweldigen, te omsingelen, klem te zetten, van zijn bezit te beroven, enz., kortom de eigen macht tot absolute proporties op te blazen door de ander te vernietigen, - haar oogmerk is falen, is jouissance: de verwerkelijking van een pervers en totaal genot, van een verlangen naar zelfvernietiging, naar uitlopen, leeglopen, opgaan.