Posted on Tuesday, July 10, 2007 4:48 PM
Aan het verzameld werk van Rudy Cornets de Groot op www.cornetsdegroot.com zijn bloemlezingen toegevoegd uit het werk van A.C.W. Staring, Lucebert en Bert Schierbeek, en voorts de correspondentie met uitgever Bert Bakker.
Op 25 juli 1967, vijf jaar na zijn debuut en met drie essaybundels achter zijn naam, schreef Cornets de Groot aan laatstgenoemde:
"De 14e juli deed ik dan eindelijk dat examen M.O. Ned. en slaagde. Veel heb ik natuurlijk niet aan dat papier, want na m'n haatdragend stukje in Maatstaf [een artikel waarin hij verslag deed van zijn onderwijsperikelen] voelt geen enkel dorpsonderwijsman er iets meer voor 't paard van Troje binnen te halen. Ik heb daarom gedacht aan de mogelijkheid m'n didactische gaven aan 't papier toe te vertrouwen en ik zend je een proeve daarvan toe. 't Wordt een 'anti-schoolboek', met inleiding tot de leerling, deze bloemlezing uit Starings lyrische poëzie. Bruikbaar voor school is 't natuurlijk wel. Voel je er iets voor zo'n 'schoolboek' te maken? Ik heb nog andere ideeën in dat geval - een 'story' van de 'hoofse lyriek', van de ME af, naar Vestdijks Madonna met de valken, voor 'jeugdig' publiek. Een 16e eeuws spel van sinne, waar ik iets aparts over te vertellen heb, enz."A.C.W. Staring (1767-1840)
De keuze voor A.C.W. Staring als eerste in een reeks waarvan niet veel later ook contemporaine schrijvers als Lucebert en Bert Schierbeek deel zouden uitmaken, was niet toevallig. Een jaar eerder, in 1966, had Cornets de Groot in het tijdschrift Raam het essay Een opregt gemoed gepubliceerd, waaraan hij dat jaar op vakantie in Vorden, nabij Starings landgoed De Wildenborch, had geschreven. Anthonie Christiaan Wijnandt Staring (1767-1840), dichter van eens beroemde verzen als 'Sikkels klinken/ Sikkels blinken/ Ruischend valt het graan' en 'Wij schuilden onder dropplend loover/ Gedoken aan den plas' - trof hem doordat hij de tegenstellingen waaruit zijn persoonlijkheid was opgebouwd niet door het rationalisme van zijn tijd het zwijgen op had laten leggen, - of zoals Cornets de Groot het later in een korte autobiografische schets zei: "Ik heb wel es een huilerige bui - maar dat is ook de bron waar mijn aandacht voor Feith en voor de lyricus Staring uit voortkomt."
Een 'anti-schoolboek' werd de bloemlezing niet; het verscheen als aflevering van het door Bert Bakker opgerichte en geredigeerde tijdschrift Maatstaf. Voor het nummer togen Bakker en Cornets de Groot in 1967 samen naar De Wildenborch en interviewden er de achterkleinzoon van de dichter en toenmalige bewoner, mr. A. Staring. Het interview werd niet in het nummer opgenomen, maar verwerkt in een van Cornets de Groots eigen twee bijdragen, Een tussenhistoriese figuur. Zijn andere bijdrage, Starings liriese poëzie - beide zoals gebruikelijk gesteld in de door Bert Bakker gewenste, moderne spelling - is de eigenlijke inleiding, waarin leraar en leerling apart worden toegesproken. Op uitnodiging van Cornets de Groot droegen verder P.J.H. Vermeeren en H.A. Wage - beiden docent aan de Haagse School voor Taal- en Letterkunde, waar hij juist zijn MO-akte had behaald - een artikel aan het nummer bij.
Aan Bert Bakker schreef hij over zijn Een tussenhistoriese figuur: "Het is een wat springerig artikel, maar zo ben ik zelf ook. Overigens ben ik er zeer mee ingenomen, omdat het het conservatisme van Staring doorbreekt. 't Is nodig dat er nieuw licht valt op Staring. Het monopolie van schoolmeesters moet nu maar eens kapot, en ik lever daartoe graag m'n bijdrage."
De bloemlezing uit Starings werk bevat 19 van zijn mooiste gedichten, die ondanks de afstand in de tijd ook vandaag nog indruk maken door hun muziek en hun eenvoud, die niet naïef is, maar het resultaat van de harmonie die deze "eerste moderne dichter" in zijn eigen en de hem omringende natuur tot stand bracht:
Toeft niet langer! Adeline komt!
Zwevend naakt zij, en mijn zang verstomt.
- woorden die in Van Bastelaere's Voorbode van iets groots niet zouden hebben misstaan...
Lucebert (1924-1994)
Hoewel geen van de andere, hierboven geciteerde plannen zijn gerealiseerd, vonden Bert Bakker en Cornets de Groot in het Staringnummer voldoende aanleiding om met een echte bloemlezing voor scholieren voor de dag te komen. In 1968 verscheen Poëzie is kinderspel, een bloemlezing uit het werk van Lucebert, als dubbele Ooievaar in een oplage van liefst 10.000 exemplaren uitgebracht. Ook hierin worden leraar en leerling in aparte inleidingen "tegen elkaar uitgespeeld, zonder dat ik van een van beide de sympathie verspeel", zoals Cornets de Groot aan Bakker schreef. Uit het voorwoord:
"Kinderen worden niet meer ingewijd in de raadselen van dit 'vak', zoals vroeger, toen ze opstonden en gingen slapen met poëzie. Kinderen worden niet meer ingewijd, zodra het de opvoeders te moeilijk (lees: te modern) wordt met die malle poëzie. Straks worden ze groot, die kinderen; ze worden bij voorbeeld burgemeester of onderwijsspecialist en zien zich gedwongen zich tot oordelen onbevoegd te verklaren. Om iets aan deze betreurenswaardige toestand te doen - en om de zogenaamde leek een handje te helpen - koos R. A. Cornets de Groot, die zijn afkomst uit het onderwijs helaas niet loochent, een groot aantal van de meest toegankelijke gedichten uit het oeuvre van Lucebert. Zijn inleiding tracht de moeilijkheden, voor zover ze er zijn, en zonder ze te vereenvoudigen, te verhelderen. Want poëzie is natuurlijk niet voor de specialisten. Poëzie is kinderspel."
Poëzie is kinderspel biedt in het hoofdstuk Spelregels een eerste stilistiek van Luceberts dichtkunst, met aandacht voor hem kenmerkende formele verschijnselen als 'lettermagie', 'verstrengelingstechniek', 'woordopeenhopingen', 'beeldversmelting', enz. - een uitermate behulpzaam overzicht dat Cornets de Groot in 1979 in zijn klassieke Lucebert-boek Met de gnostische lamp nog verder zou uitbreiden - en waarvan Ton den Boom onlangs in zijn boekje Wie wil stralen die moet branden (BnM Uitgevers, 2007) nog een eigen reprise heeft gegeven.
In de slotbeschouwing Licht waartegen het lied concludeert Cornets de Groot:
"Schrijvers als Lucebert zijn niet de naïeve, op goede voet met de natuur verkerende, uit instinkt levende, met alle lagen van het volk verbroederde kinderen die wij even in ze zagen. Ze staan alleen, hebben altijd alleen gestaan, en zullen altijd alleen blijven staan. Maar ze doen zich voor alsof ze naïef en met de natuur nauw verbonden zijn, instinktief te werk gaan, etcetera. Niemand is zo gekompliseerd als wie zich eenvoudig voor moeten doen, terwille van de verstaanbaarheid. Daarom vinden we altijd wel een Reynaert in hun werk, of zijn tragiese parallel: Prometheus. Beide mitologiese helden namen het hogere bij de neus om het lagere aanzien te verschaffen. Reynaert en Prometheus waren iets meer dan eenvoudige dieven, ze waren bevrijders van hun volk. Ze werden betrapt, en in ballingschap gestuurd, maar hun uitwijzing verzoende de mensen met het hogere.
Poëzie is kinderspel? Ik geloof dat je dat gedicht van die naam nog niet gelezen hebt..."
Ondanks deze oproep is in goed overleg met de Erven Lucebert besloten om de negentig gedichten van Lucebert niet op te nemen; zij verdienen hun eigen plek, en die is in eerste instantie nog steeds de boekenkast. Gelukkig maar.
Bert Schierbeek (1918-1996)
Na Staring en Lucebert en een nooit gerealiseerde bloemlezing 'Nederlandse poëzie in 200 gedichten' was het ten slotte de beurt aan Bert Schierbeek. Jammer genoeg is dit project om onduidelijke redenen niet ten uitvoer gebracht. Op 10 oktober 1968 stuurde Cornets de Groot alle hoofdstukken, met uitzondering van de bloemlezing zelf, naar Bert Schierbeek, en vermeldde in zijn begeleidende brief dat het met Bert Bakker - de beoogde uitgever - nu 'in kannen en kruiken schijnt'. In december '68 vraagt Cornets de Groot nog om een voorschot voor de bloemlezing, maar na die datum houdt de correspondentie met Bakker op, waardoor verdere gegevens ontbreken. Wel verschenen twee inleidende essays die in de bloemlezing zouden worden opgenomen apart in tijdschriften: Het proza van Bert Schierbeek in Het Nieuw Vlaams Tijdschrift (21e jrg., nr. 9, nov 1968), en Biografie van een wereld in Bakkers eigen Maatstaf (17e jrg., nr. 1, mei 1969); kennelijk was het project toen al definitief van de baan. Bert Bakker zelf overleed in september 1969.
In het Letterkundig Museum werd in de nalatenschap van Bert Schierbeek een typoscript van 59 bladzijden aangetroffen, waarin de bloemlezing nagenoeg volledig is overgeleverd, met inbegrip van te bloemlezen fragmenten uit het werk van Schierbeek. Uit de inleiding:
"De taal van Schierbeek is niet moeilijk - niet moeilijker dan die van iemand die een verhaal logisch opbouwt en die zich aan de afspraken houdt, die een taal voor ons allen toegankelijk maken. Een van de moeilijkheden bij Schierbeek is, dat hij geen verhaal heeft om logisch op te bouwen. Er zijn duizend en één verhalen, als in een krant, en die komen in zijn verbeelding in een zekere configuratie weer bijeen. Niet het logisch denken heeft in de eerste plaats zijn aandacht, maar het leggen van verbanden tussen de meest uiteenlopende zaken - vooral tussen oog en oor. Daarom is ook niet de grammaticaal juiste woordvolgorde van belang bij hem: hij behoudt zich het recht voor die ondersteboven te gooien. Zo schrijft hij: "zo de hond van de straat de weg afloopt met de bomen zijn neus" - en hij verwerpt dus bewust "logische" volgorde: "zo loopt de straathond met zijn neus de bomen van de weg af": een zin zonder raadsels, en dus geen zin voor Schierbeek. Zo wordt ook de anakoloet een stijlmiddel in zijn handen. Want ofschoon zijn zin ontspoort, toch weet die buiten de gebaande wegen dichter bij het doel te komen dan mogelijk was geweest, indien de anakoloet vermeden werd, men oordele zelf:
de horige rust en het rustig gehoorzaam met rust ons met rust ons ze hebben het NIETS gezaaid in het weten der strijd. (Het boek Ik, p. 75)
Zo'n protest tegen het Establishment zet uiteraard meer zoden aan de dijk dan grammaticaal je fatsoen houden ooit bereiken kan.“
Het typoscript wordt hier aangeboden zoals het in Schierbeeks nalatenschap is aangetroffen, met uitzondering van de twee gepubliceerde essays, waarvan de weergave is gebaseerd op de tijdschriftpublicaties. Karin Evers, sitebeheerder van www.bertschierbeek.nl, voorzag de teksten van bronvermeldingen. De samensteller dankt haar voor haar vriendelijke medewerking, en de Erven Schierbeek voor het verlenen van toestemming voor overname van de fragmenten.
Bert Bakker, 1962. Foto: J.B. Charles. Als laatste in de rij: 60 brieven van en aan de hierboven meermalen genoemde Bert Bakker, directeur van de gelijknamige uitgeverij en oprichter van het tijdschrift Maatstaf. Tussen 1964 en 1969 werden Cornets de Groots eerste drie essaybundels en Poëzie is kinderspel door hem uitgegeven, en verschenen een twintigtal essays in het door hem en Wim Gijsen geredigeerde tijdschrift. Doordat al dit werk inmiddels op de site beschikbaar is, kan aan de hand van de correspondentie nu zowel de genese als de verdere ontwikkeling van Cornets de Groots schrijverschap op de voet worden gevolgd. De bezorger heeft dan ook gemeend de brieven zeer uitvoerig te moeten annoteren. Met liefst 107 noten op 60 brieven kan allicht gesproken worden van het 'voetnotenfetisjisme' waarin Cornets de Groot juist in deze jaren het waarmerk zag van filologen, literatuurwetenschappers, 'methodisten', 'vakidioten' en meer, maar de digitale omgeving waarin het werk nu is ondergebracht biedt de mogelijkheid om het oeuvre ook vanuit deze biografische achtergrond te ontsluiten: elk ter sprake gebracht artikel kan nu immers met een enkele klik tevoorschijn worden geroepen.
De voornaamste indruk die men uit de correspondentie overhoudt, is die van een jonge schrijver die overloopt van de wildste plannen, en een uitgever die, kennelijk nog niet gehinderd door targets, hem daartoe ruimhartig alle gelegenheid biedt. In een condoleancebrief van 23 september '69 aan Bakkers neef, Bert Bakker jr., herinnerde Cornets de Groot zich een toevallige ontmoeting op 't Posthoornterras in een late zomeravond:
"Schreeuwerig, vuilbekkend, maar als een kind stond hij me toen voor 't kleine publiek dat er nog was, op te hemelen, als de essayist nà Paul Rodenko. Ik was geheel verbijsterd, maar niet weinig ingenomen met deze verbale kritiek, die ik wel niet voor juist, maar zeker voor stimulerend hoû. Tegenstellingen die er natuurlijk waren, zoals altijd als 2 mannen met elkaar van doen hebben, zinken bij zulke herinneringen ten slotte in 't niet."
Een van deze tegenstellingen betreft het optierecht op nieuw werk, waarvan Bakker pas na herhaald aandringen van Cornets de Groot bereid was af te zien. Geconstateerd moet worden dat daarna, en na de uitgave van vier boeken in een tijdsbestek van krap anderhalf jaar, de bloemlezing van Schierbeek en een nieuwe bundel essays niet meer door Bakker zijn uitgegeven. Bovendien stokt hier, ongeveer een jaar voor Bakkers overlijden, de publicatiestroom in Maatstaf en in het algemeen de correspondentie met de uitgeverij. Zo lijkt Cornets de Groot zijn moeizaam bevochten onafhankelijkheid van Bakker te hebben moeten bekopen met een marginalisering van zijn schrijverschap: "Ik heb,” zo schrijft hij in een brief, “'t idee steeds verder geïsoleerd te raken: Bert Bakker gaf eindelijk z'n fiat aan 't plan m'n boek bij de Bij uit te geven en die stuurde de hele zaak binnen een week terug." Het zou nog tot 1971, twee jaar na Bakkers dood, duren voordat dit boek, Contraterrein, na omzwervingen bij De Bezige Bij en Bruna eindelijk bij Nijgh & Van Ditmar kon worden ondergebracht. Na de periode Bert Bakker, die nu op de site volledig is verzameld, zouden de kwaliteit en de literaire reikwijdte van zijn werk zich nog aanzienlijk verder uitbreiden, maar zijn positie in het literaire veld, zijn waardering in de kritiek en de frequentie en het bereik van zijn publicaties zouden nooit meer hetzelfde peil halen als in deze eerste jaren. Ongetwijfeld heeft Cornets de Groot de ontplooiing van zijn schrijverschap en de ongekende productiviteit waarmee die gepaard ging voor een groot deel aan deze bevlogen uitgever te danken.
Met dank aan Bert Bakker jr. voor overname van de brieven van zijn oom.
De bloemlezingen en de correspondentie met Bakker vindt men in het Verzameld Werk op www.cornetsdegroot.com onder respectievelijk 'Bloemlezingen Staring, Lucebert, Schierbeek' en 'Brieven'. Of klik hier:
Bloemlezing Staring: Maatstaf
Bloemlezing Lucebert: Poëzie is kinderspel
Bloemlezing Schierbeek: Beginnerswerk
Correspondentie Bert Bakker