
De Dood (Bengt Ekerot) en Antonius Block (Max van Sydow)
in Het zevende zegel (Bergman, 1958).
Polemiek is een genre dat, nog voor het vorm aanneemt, liefhebbers van literatuur al weet te verdelen. Er zijn mensen die een voorkeur hebben voor poëzie, of voor dikke romans of voor het essay, of die daar juist minder van houden, maar alleen de polemiek wordt door sommigen categorisch afgewezen. Men vindt het kleinzielig, kinderachtig, of de literatuur onwaardig.
Iets daarvan kan ik wel begrijpen: meer dan andere literaire genres verwijzen polemieken naar een buiten-literaire werkelijkheid: een kwestie, of een persoon. Nu zullen kwesties niet snel door een polemiek worden opgelost (of verergerd), maar het is gebleken dat personen wel degelijk door een polemiek kunnen worden geraakt (met de aanval van Hermans op Cees Buddingh' als bekendste voorbeeld). De polemiek lijkt daarmee dus minder 'hermetisch', minder 'geschiedenis', minder 'heilige optekening' (zie de beide vorige posts). En toch is dat niet het geval, want een polemiek wordt met literaire middelen gevoerd. Die middelen hebben dan ook geen werkelijkheidswaarde (i.e. verwijzen niet naar 'de' werkelijkheid) maar hebben betrekking op een andere werkelijkheid, die ze zelf oproepen en zijn.
De open brief die A.F.Th. van der Heijden vandaag in De Volkskrant heeft gepubliceerd, laat duidelijk de spagaat zien waarin deze schrijver zich ten opzichte van het genre bevindt. Van der Heijden zegt niet van polemiek te houden, waarmee hij meteen aangeeft dat literatuur voor hem geen middel is om een andere werkelijkheid op te roepen, maar om verslag te doen van een bestaande werkelijkheid, al is die verzonnen. Stijl is bij hem geen middel om afstand tot de wereld te scheppen, maar om een wereld te isoleren, een subject te creëren, een wereld binnen een wereld, zonder vluchtlijnen naar buiten. Daarom maakt zijn werk een megalomane, opdringerige indruk: hij moet telkens belet vragen, in plaats van dat hij de wereld zijn werk laat binnenstromen. Met zijn topzware gewicht balanceert het op een wankel voetje: duw je ertegen, dan duw je de schrijver zelf mee omver.
Toch slaagt Van der Heijden er niet in om bepaalde polemische stijlfiguren uit zijn tekst te weren: Grunberg (zijn opponent) 'licht zijn krulstaartje', levert 'reutelende gierspuiterij', enz. Voor de rest blijft het bij deze twee, om een of andere reden aan het agrarisch bedrijf ontleende metaforen. Minder bloemrijk stelt hij dat Grunberg geen argumenten 'hanteert' - en met dat laatste woord toont hij opnieuw de beperkingen van zijn schrijverschap. Wie zo schrijft is feitelijk geen schrijver. Hooguit iemand die het schrijven inzet voor een ander doel.
Dat Grunberg geen argumenten 'hanteert' heeft Van der Heijden weliswaar goed gezien. Daar heeft het genre ook geen enkele behoefte aan. Alsof argumenten de reden, het doel of de rechtvaardiging van een polemiek uit zouden maken. Juist die categorieën - je zou kunnen zeggen respectievelijk het ontologische, epistemologische en moraaltheologische - hebben geen enkele betrekking op de polemiek als genre. Ik hoorde het Elsbeth Etty in een radiocommentaar ook weer over Hermans zeggen: diens polemieken waren de moeite waard, want hij leverde argumenten. Ja, wie weet hanteerde hij ze zelfs.

Hermans hanteert argumenten.
Dat is een merkwaardig gebrek aan inzicht van deze hoogleraar letterkunde. Alsof Hermans' argumenten over allang vergeten kwesties zijn polemieken nu nog genietbaar zouden maken. Alsof een hond zich ooit voor zijn gelijk heeft geïnteresseerd. Alsof Hermans niet wist dat polemiek vooral een literaire vorm is, waarbij niet het wat, het waartoe of waarom geldt, maar alleen het hoe. En dat dat niet immoreel is, maar amoreel, want immoreel is alleen Elsbeth Etty, die zich door 'Adri' (alleen voor vrienden) laat influisteren dat de literatuur met deze 'kleinzielige' kwestie een slechte dienst wordt bewezen, terwijl ze stiekem haar vingers erbij aflikt. Althans, dat hoop je dan maar, want het kan altijd erger: misschien meent ze nog wat ze zegt.
Ook hier speelt weer hetzelfde als bij de 'discussie'* over Pom Wolff. Van der Heijden vat Grunbergs suggestie als zou hij een gevaar opleveren voor zijn eigen gezin letterlijk op. Daarmee overschrijdt Grunberg volgens Van der Heijden 'de regels van het literaire steekspel'. Ik vermoed dat Van der Heijden bij die laatste woorden vooral het beschaafde Swordplay, Wordplay tussen twee heren, Vestdijk en A. Roland Holst, als model 'hanteert'. Want het tegendeel is natuurlijk het geval: Grunberg bedient zich alleen maar van een hyperbool, dus van een literaire stijlfiguur. Van der Heijden noemt zoiets 'ronduit achterbaks' - een fantasieloze kwalificatie waarmee hij een grens oplegt aan een genre waarin hij zegt zich niet thuis te voelen.
Ik probeer niet te beweren dat literatuur boven het leven staat. Ik beweer dat het leven geen alibi moet zijn voor een gebrek aan literaire spankracht. Schrijvers als Van der Heijden zijn veel te plomp voor literatuur. Het moet allemaal 'ronduit' - alsof literatuur een domein is voor het doen van eenduidige uitspraken.
Van der Heijdens volkomen gebrek aan gevoel voor vorm blijkt ook nu hij weigert om bij de uitreiking van de AKO-prijs met Grunberg aan tafel te zitten. Eerst moest Grunberg hem nog een hand geven (om maar door de literaire vormen heen te breken; wij schrijvers, we zijn toch ook mensen?), nu is het weer dit. Gewoon terugschrijven en in je werk verdwijnen was kennelijk geen optie. Dat is jammer - niet voor Van der Heijden, die in de literatuur toch al niets te zoeken blijkt te hebben, maar voor Grunberg, die deze uitnodiging aan een collega om literatuur te bedrijven op de meest inadequate manier beantwoord ziet.

Adri's vormen (Dalí, 'Slaap', 1937).
Houd ik van polemiek? Niet wanneer het om de polemiek gaat. Een polemiek moet altijd een aanleiding hebben, al vindt men die alleen in de eigen predispositie voor het genre. Ik kies er het liefst mensen voor uit die iets te verliezen hebben, iets waar ik ze graag van verlos, - zij het niet omdat ik het hebben wil. Het is een vorm van hulpverlening inderdaad, zoals Grunberg zegt, of van sociale hygiëne. Ik wil zelfs toegeven dat het iets fascistisch heeft.
Maar de belangrijkste les is deze: ga geen polemiek uit de weg wanneer men je ervoor uitkiest. Wat had er van Don Giovanni terecht moeten komen als zijn Stenen Gast apart was gaan dineren?
Om eens iemand te citeren die het weten kon:
'Het zal wel iets bevredigends hebben je stuk te schrijven tegen wie zich als je tegenstanders voordoen. Ik heb echter geen tegenstanders, de tegenstanders hebben mij. Het schenkt me heel geen bevrediging allerlei hufters als hufters aan te wijzen. [] Duizendmaal liever had ik me gewijd aan een van projecten: een boek over Mulisch, een opstel over Achterberg, iets over plagiaat en plagiatoren, werk dat me vervult. Dit onzinnig gedoe tegen de bierkaai vervult niet mij, maar deze lui. En toch sta ik voor ze open, en wie hunner zijn vet wil hebben, kan het bij me komen halen, overal, altijd, ik ben een vriendelijk mens, en onuitputtelijk, al put het me uit.' (R.A. Cornets de Groot, Een onroman een bitterboek).
*Een discussie was dat feitelijk niet te noemen: het was afwijzing tegenover onbegrip (onkunde). Dan heeft een discussie weinig kans van slagen, laat staan een polemiek.
***
Naschrift 6-11-07: Grunberg, die zijn pleegkind als mascotte en bliksemafleider met zich meedroeg, heeft Van der Heijden ten slotte nog gefeliciteerd. Die zei daar nog blijer mee te zijn dan met de prijs. Dat is natuurlijk sympathiek, maar hij had zich de opwinding en de opluchting gemakkelijk kunnen besparen. 't Is literatuur, stupid! Zo heeft hij dan voor niets de hele avond in die aparte ruimte gezeten - maar wel, begrijp ik nu, in overeenstemming met zijn winnende boek, dat zich grotendeels in een gevangenis blijkt af te spelen. Ik zei het al, ook zonder het werk te kennen: het is de literaire vormgeving van een geïsoleerde wereld.
Naschrift 9-11-07: En nog verder wordt die wereld geïsoleerd, nu Grunberg er een 'cordon sanitaire' omheen legt, en zichzelf vrijwillig in dezelfde positie manoeuvreert als Van der Heijden die avond. 't Is een Franse term voor een Vlaams fenomeen, maar op mij komt deze ruilverkaveling, dit protectionisme over als typisch voor de Nederlander.
Naschrift 26-11-07: En zie onder het artikel van 25 november 2007 op www.arnongrunberg.com voor wat scherpslijperij tussen mij en de heer des huizes. Van massamoord tot kaasfondue.