Nog leef ik, nog denk ik: ik moet nog leven, want ik moet nog denken. Sum, ergo cogito: cogito, ergo sum. Vandaag veroorlooft zich iedereen, zijn wens en liefste gedachten uit te spreken: nu, dan wil ook ik zeggen, wat ik mij vandaag van mij zelf wenste en welke gedachte dit jaar voor het eerst mijn hart beving - welke gedachte voor mij basis, borg en heerlijkheid van heel mijn verdere leven zijn moet! Ik wil steeds meer leren, het noodzakelijke aan de dingen als het schone te beschouwen - zo zal ik een van diegenen zijn, die de dingen schoonheid verlenen. Amor fati: dat zij van nu af aan mijn liefde! Ik wil geen oorlog voeren tegen al wat lelijk is. Ik wil niet aanklagen, ik wil niet eens de aanklagers aanklagen. Voorbijzien zij mijn enige ontkenning! En, alles bij elkaar en in het groot: ooit wil ik nog eens uitsluitend iemand zijn, die ja zegt!
(Nietzsche, De vrolijke wetenschap, aforisme 276; vertaling Pé Hawinkels)