Een zekere Literatuuraire beklaagt zich er in een reactie over dat er geen literatuur te vinden is op dit weblog. Dat kan zo natuurlijk niet langer. Daarom vandaag een recept voor roedjak manis, goddelijke Indische fruitsalade, prima voor bij een EK-wedstrijd in de zomerzon.
Ingrediënten
¼ komkommer
2 bijna rijpe appelen
½ ananas
100 gram kruisbessen (niet te rijp) of 100 gram afgeriste aalbessen, of blauwe bessen, of wat voor bessen ook
Voor de saus:
2 eetlepels sambal oelek of sambal trassi (maar sambal badjak die de tokohouder zelf maakt is ook zalig)
2 à 3 eetlepels goela djawa (Javaanse suiker) geraspt of uit zo'n handig schenkflesje
1 à 2 eetlepels zoete ketjap (manis)
1 à 2 eetlepels water
mespuntje zout
1 eetlepel keuken-tamarinde
“Wrijf de sambal met de suiker, zout en tamarinde tot een brij. Maak haar af met de ketjap en een weinig water.
Schil de vruchten en de komkommer. Snijd ze met uitzondering van de kruisbessen in grove schijfjes en meng ze door de saus.
De vruchtenvariaties zijn in Indonesië oneindig. Men kan de in dit recept opgegeven vruchten variëren met halfrijpe tomaten en halfrijpe pruimen.“
Aldus schrijfster Bep Vuyck, in haar onschatbare Groot Indonesisch Kookboek. Ik heb zojuist gevarieerd met mango en wat cherrytomaatjes die ik nog had, en ongetwijfeld kan er ook wat banaan doorheen. Of wat ook maar. Door de combinatie van zoet en scherp kunnen zulke schijnbaar onverenigbare vruchten en groenten als ananas en komkommer, appelen en tomaten zich op je tong moeiteloos met elkaar verzoenen.
Ik draag dit recept graag op ter nagedachtenis van mijn deze week overleden Indische tante Loes.