Posted on Saturday, September 20, 2008 4:18 PM
Op het sluimerende Grotext staat een essay waarvoor ik Dirk Vekemans veel dank verschuldigd ben, en dat destijds aanleiding heeft gegeven tot ons gezamenlijke weblog aldaar. Het verscheen deze week, met mooie plaatjes, ook in de Poëziekrant (32e jrg., nr. 6, p. 38-46).
Het stuk overlezend, werd ik opnieuw getroffen door de grote mate van overeenkomst in de plek die zowel Morgenstern als Vestdijk en Mulisch de groteske mens in de kosmische ruimte toedichten. Om met Vestdijk te beginnen: hij vergelijkt het groteske met het demonische, en zegt dat het ‘evenals dit, aan twee sferen deel [heeft], aan het goddelijke en het menselijke, of het menselijke en het ondermenselijke, en daarom weet het nooit waar het thuishoort, waar het staat, of zweeft, of kruipt, en moet zich daarom vergissen, bij voortduring.’ Het groteskse is daardoor niet alleen belachelijk; het kan ook zeer beklemmend zijn. Grotesk, zegt Vestdijk, is de man die alles verkeerd doet, die zich slag op slag vergist. Dat op zijn beurt heeft iets schizofreens, en inderdaad zegt Vestdijk dat schizofrenen grotesk zijn in die zin: ‘Zij zijn “verrückt”, verschoven; zij zijn van het ene levensplan naar het andere getuimeld, en hangen nu ergens midden in - mens en machine, gek en geniale dromer, - zij zijn verstard, ontwikkelen zich niet meer, ze zijn waar ze moeten zijn. Hun handelingsleven is een feilloos ceremonieel in dienst van de onzin.’ (‘Sint Michielsgestel, of een studie in volkskarakter’, in: Gestalten tegenover mij, Den Haag, 1961, p. 253-267).
Ook Mulisch lokaliseert de groteske mens in een tussenfase, op weg ergens heen, als ‘ontragische, buitenmenselijke, kosmische dieren (...) tegelijk beneden- en bovenmenselijk.' (‘Stan Laurel & Oliver Hardy’, in: De knop, Amsterdam 1960, p. 85).
En Morgenstern, in zijn latere jaren, vatte belangstelling op voor niemand minder dan Rudolf Steiner, volgens wiens antroposofische leer het bestaan eveneens wordt voorgesteld als een opeenvolging van incarnaties langs verschillende trappen van ontwikkeling. Dat was overigens een logische, maar voor de liefhebbers van zijn groteske poëzie misschien wat betreurenswaardige ontwikkeling. Want zo konden Morgensterns figuren zich bevrijden uit de verstarring die hen in die tussenfase gevangen had gehouden, om eindelijk hun gang langs monster, dier, mens en god naar het Niets te voltooien. Het ontnam aan zijn poëzie de eigenzinnige vitaliteit, de humor, en de op onverenigbare categorieën berustende innerlijke wrijving en starre volharding in het onmogelijke.
In het Tibetaanse boeddhisme, waarop Rudolf Steiner zijn antroposofie gedeeltelijk baseerde, wordt deze transitie met de term bardo aangeduid: een tussenwereld waarin de geest terecht komt, voordat hij een ander lichaam betreedt (in de astrologie: 0° Ariës). Dit gebied wordt bewoond door o.a. Shiva: een god met 17 hoofden, ± 30 armen en benen, en een krans van afgehakte mensenhoofden.
Op de 7,5e verdieping in Being John Malkovich.
Ik moest bij dit alles plotseling denken aan de film Being John Malkovich (1999), waarin verschillende mensen bezit nemen van het lichaam en de geest van de acteur John Malkovich. De gang die naar dit schizofrene paradijs leidt, begint op de 7,5e verdieping van een kantoorgebouw. Ook zij dus 'verrückt', verschoven, vast tussen het ene en het andere niveau.
Ik vind het, met Jung, altijd een wonder hoe verschillende mensen en culturen voor een bepaald verschijnsel dezelfde uitdrukkingsvormen vinden. Maar zie overigens dit filmpje voor een prozaïscher verklaring van het ontstaan van die verdieping tussen de 7e en 8e etage.
Naar De Galgenliederen en andere groteske gedichten van Christian Morgenstern op Grotext > > >
# re: Morgensterns Galgenliederen op Grotext
9/22/2008 1:23 PM by
Beste Rutger,
Gelukkig voor de liefhebbers van het groteske genre heeft Morgensterns interesse in Steiner en de antroposofie de Galgenbroeders nooit helemaal uit zijn geest weten te verdrijven. Tot zijn dood zijn schelmen als Korp en Palmström vrolijk door zijn hersens en zijn werken rond blijven spoken en gingen de Nietzscheaan en de antroposoof het gevecht met elkaar aan, waarbij de koele blik van de buitenstaander het helaas steeds vaker aflegde tegen het rotsvaste vertrouwen van de gelovige. De dualiteit die zijn grotesken zo amusant maakt, sloop ook in de dichter met als resultaat aanmerkelijk minder geestige – in de dubbele betekenis van het woord – beschouwingen van ons aardse bestaan.
Hoewel hier in de aan Morgenstern gewijde literatuur weinig over valt terug te vinden, ben ik ervan overtuigd dat dit alles te maken had met zijn steeds zwakker wordende gezondheid, die bij sommigen tot een staat van zwaarmoedigheid leidt die zelfs redelijk intelligente en zelfkritische mensen in de armen van Yomanda's en aanverwanten weet te drijven. Ik besef dat ik nu alle antroposofen over me heen krijg, maar als oprecht ongelovige heiden en ketter vind ik dat niet al te erg.
En elk geval van harte bedankt voor alle aandacht die je aan deze grootmeester schenkt.