Korte gedachte over flarf

Posted on Wednesday, January 21, 2009 9:53 PM
Der Bücherwurm - Carl Spitzweg
Carl Spitzweg, Der Bücherwurm, ±1850.

In mijn vorige post had ik het over de hyperlink als doorkijkje, niet naar een wereld in de 'geest', maar in de diepte van iets waaraan we die geest meer en meer uitbesteden: een denken dat zich "buiten ons voltrekt, en dat steeds hechter wordt, steeds 'organischer', steeds 'autonomer'," zoals ik schreef.

Het lijkt me dat de hele flarfpraktijk op deze transfer out stoelt. Dichters hebben altijd moeten kiezen uit voorhanden materiaal, maar eigen gedachten hebben ze nooit gehad - geen mens kiest zijn eigen gedachten. Wat men denkt is een selectie en hercirculering van andere gedachten, die worden gevormd en uitgedrukt in een taal die ons eerst moet worden bijgebracht, en die dus niet van ons, maar van 'de ander' is. Men bedient zich dus altijd van de taal van die ander, alleen was die taal nooit op dezelfde manier zo onmiddellijk aanwezig en opvraagbaar als nu: wat er werd geschreven drong per boek, per tijdschrift, per artikel, kortom: druppelsgewijs door - ook al had men een hele bibliotheek tot zijn beschikking. Wie schreef deed dat dus op relatieve afstand van zijn bronnen, en moest vooral bij zichzelf te rade gaan, en bij wat er aan indrukken uit andere lektuur bleef hangen. En zo kon een schrijver dan menen het allemaal zelf verzonnen te hebben.

Op p. 107 van Voer voor psychologen neemt Mulisch de proef op de som en zoekt in zijn eigen oeuvre een willekeurige zin op om te bewijzen dat, hoe willekeurig gekozen ook, die zin onvervreemdbaar hèm toebehoort, en als een atoom zijn hele oeuvre representeert. Het spreekt vanzelf dat Mulisch, als de grote systeembouwer die hij is, daarin slaagt, maar dat kan natuurlijk alleen doordat literatuur in zijn tijd beschouwd werd als 'uiting van iemand, die geen uiting kan zijn van iemand anders', zoals Vestdijk het uitdrukte. Maar is juist dat geen op de spits gedreven eclecticisme? Men deed om zo te zeggen een greep in die taal van de ander, eigende zich de selectie toe en verbond er zijn naam aan. Hoe men het ook wendt of keert, het eigendomsrecht berustte daarmee op de selectie - alleen onttrok het feit dát men selecteerde zich aan de aandacht, doordat er geen voorhanden index was waarin de verschillende taaluitingen op woord- en zinsniveau opvraagbaar waren. Daarom was plagiaat nog een misdaad tegen de literatuur, tegen een onafhankelijk discours dat zich teweerstelde tegen middelmatigheid, vulgariteit en conformisme - geen subversiviteit als bij flarf, dat zich met die noties identificeert, nu het weten zich niet meer in gesloten hoofden en boeken ophoudt, maar in een vrije en onmiddellijk beschikbare ruimte. 'Het licht is als een blok verplaatst', om met Rodenko te spreken.

In zo'n situatie kan, om die mantra toch maar weer te herhalen, literatuur geen allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie meer zijn. Niet langer is dat humanistische ideaal, dat de taal als gegeven beschouwt en dus ongemoeid laat, aan de orde, maar de manier waarop de taal is georganiseerd en ons denken stuurt, dus de voorwaarde voor elk menselijk handelen. De taal behoort niet langer toe aan wie in relatieve afzondering schrijft, maar aan dit archief, dat het geschrevene opslaat, en dat als zodanig zelf leverancier, dat wil zeggen: auteur van teksten is geworden. Men drukt zich niet langer uit in een 'eigen' gedachte, formulering of stijl; schrijven is niet langer een kwestie van kiezen of verzinnen, maar van het weergeven van een denken dat buiten de greep van het controlerende, auteursrechtelijk beschermde auteurschap is komen te liggen. Flarfdichters maken dan ook niet zozeer aanspraak op auteursrecht - hooguit op publicatierecht. 

Je kunt daarom flarf niet eclectisch noemen en geen plagiarisme, want er wordt geen keuze uit afzonderlijk werk gemaakt door een onafhankelijk subject: het is een weergave van het plagiaat dat door de zoekresultaten van Google op oorspronkelijk werk wordt gepleegd. Die weergave is het gedicht, als reproductie van het gearchiveerde en geïndexeerde externe geheugen, van een denken dat zich niet langer in onze eigen kop voltrekt.

Oorspronkelijk werk? Eigen gedachten? Daarvan is nooit sprake geweest. Maar nu weten we waar de 'bron' van die gedachten zich bevindt, hoe de organisatie ervan kan worden verstoord, en hoe de afbraakproducten van het plagiaat kunnen worden gerecupereerd.

Post Comment

Title  
Name  
Url
Comment   

ATTENTION: the code you need to copy is CaSe SeNsItIvE and is required to prevent spam.
Enter the code you see: