Het werk aan De open ruimte nadert zijn einde. In de vorige aankondiging stelde ik nog drie boeken van Rudy Cornets de Groot in het vooruitzicht; in deze aflevering meld ik de oplevering van twee daarvan. Nog één te gaan dus - is daarmee de ballon bijna leeggelopen, of staat ie op barsten? Ik laat het u raden!
Ook zei ik dat het om zijn 'mooiste' boeken ging. Dat was misschien wat ondoordacht, want ik vermoed dat hij er zelf anders over gedacht zou hebben. Allicht had ik beter kunnen zeggen: zijn belangrijkste boeken. Maar dan zijn er ook
belangen in het spel, en die hoeven niet per se met die van de auteur samen te vallen. Deze twee boeken, over de poëzie van Lucebert (
Met de gnostische lamp) en plagiaat (
Ladders in de leegte) zijn vooral van belang voor wie zich voor de erin behandelde onderwerpen interesseert. Ze zijn dus van minder belang voor wie zich voor Cornets de Groot interesseert, zoals in de eerste plaats CdG zelf, die althans in zijn latere jaren meer belang stelde in autobiografisch werk: zijn romans, dagboeken, jeugdherinneringen.
Al aan het begin van zijn schrijverschap stelde hij dat hij streefde naar 'psychische taal', maar zich bij gebrek daaraan soms in 'literaire taal' moest uitdrukken.
1 In het voorwoord tot de bundel
Contraterrein (1971) zei hij het zo:
'En terwijl
de wereld sprakeloos voor mijn ogen bezweek, herleefde de
wereld.'
2Hoe ironisch dat juist deze beide boeken, die bij uitstek 'literaire taal' bevatten, en daarmee dus vooral van belang zijn voor '
de wereld', zijn beste werk zouden vertegenwoordigen.
Als ze dat doen, is dat alleen omdat ze zich richten tot de beperkte kring van wie die 'literaire taal' verstaat, maar - en dat is het slechte nieuws -
zonder die kring in die taal te bevestigen.
'Ik ben mijn eigen en enige partijganger, en meer heeft mijn partij ook niet nodig. (...) Ik vertik het mijn taak uit het geheel te lichten, integendeel, ik plaats die in de totaliteit die
mijn realiteit is, en die o.m. mijn relatie tot deze poëzie, deze dichter en deze en diens wereld bevat. (...) Ik ga liefdevol om met poëzie, - ik zit niet 'objectief' tegen een 'tekst' aan te hikken, dat is alvast een belangrijk verschil. Bij mijn methode is, evenals bij Lucebert, sprake van een bezig zijn, dat denkend zich voltrekt, en een denken, dat begint bij het doen. Een denken dat tot denken opvoedt, dat de creatie van nieuwe, andere samenhangen mogelijk maakt.'
3
|
Niet 'objectief' tegen een 'tekst' aanhikken. Olieverf op doek, 50 x 70 cm, 1956. |
Zo besluit Cornets de Groot zijn zeventig pagina's lange tirade tegen
close reader Van de Watering in
Ladders in de leegte (1981). We bevinden ons met deze twee boeken aan het einde van zijn essayistisch werk, vlak voor de overgang naar die psychische taal van zijn romans en dagboeken. Er is veel aan vooraf gegaan: onschuld, naïveteit, schrijven 'zoals een onderwijzer onderwijst', terechtwijzingen van hoogleraren en close readers, verzet, polemiek, de behoefte 'terug te keren naar het begin', verzoening, en ten slotte de bekroning van dat beschouwend werk met twee boeken die zich door die vermaledijde neerlandistiek domweg niet lieten diskwalificeren, al was het maar omdat die in deze boeken onder opgaaf van redenen zelf werd gediskwalificeerd:
'Van de Watering baseert zijn zekerheden graag op de uitkomsten van zijn wetenschappelijk onderzoek, zonder te beseffen dat daar in de literatuurbeschouwing geen dwingende reden voor is. Zekerheid is tenslotte een
gevoel, en men zou daaruit kunnen leren, dat het dwaas is, gevoelens die ons zekerheid verschaffen, te wantrouwen. Er is geen enkele reden om zijn begeerten en angsten voor ondoelmatig te houden. Zij zijn ons zesde zintuig en ons tweede verstand. (...) Ik zit natuurlijk ook wel es op een woord, een woordengroep, een zin te kijken, maar maak daar niet meteen een systeem van additief-mechanische aard van. Ik begin de analyse van een gedicht lang niet altijd bij de eerste zin, om in de geboden volgorde bij de laatste te belanden. Het denken beweegt zicht anders. Het blijft es stilstaan. Het loopt es door, het keert es terug, of het slaat een paar droomwegen in, en vindt de realiteit van het gedicht niet zelden
juist daar.'
4Was Cornets de Groot zijn carrière met
Ladders in de leegte en
Met de gnostische lamp begonnen, dan zou hij nooit op zoveel tegenstand zijn gestuit - ook al waren een mythisch systeem als het gnosticisme en de - overigens nooit beantwoorde - tirade tegen close reader Van de Watering dan natuurlijk nog altijd tegen het al te zere been. Maar zie hier de tragiek èn de bevrijding: 'Het inzicht dat nu zo makkelijk uit de tikmachine komt, bezat ik toen natuurlijk nog niet: ik kon me dan ook niet verdedigen. En nu heb ik daar geen trek meer in.'
5. En zo kon het gebeuren dat hij op het toppunt van zijn literair-kritische vermogen zijn essays eraan gaf, en het over een andere boeg gooide.
---o0o---
|
Nergens? Tóch! Deleuze op een systeemkaart in CdG's archief. |
Nergens in Cornets de Groots werk - en met nog één boek te gaan begint de
zoekfunctie op de site haar vruchten af te werpen - komen we de namen tegen van Barthes, Derrida, Lacan of Deleuze. Maar het is duidelijk dat de vraag naar het plagiaat in
Ladders - in zijn meest algemene zin geformuleerd: 'Hoe komt de schrijver aan zijn woorden?'
6 - ten minste ten grondslag ligt aan het werk van de twee eerstgenoemden, terwijl het antwoord: 'Niemand kiest zijn eigen gedachten'
7 parallel loopt met de anti-subjectfilosofie van de laatste twee. Er is hier sprake van een structuralisme, dat de eigenschappen van het subject afhankelijk stelt van zijn verhouding tot de symbolische orde waarvan hij deel uitmaakt, en die Cornets de Groot voor auteurs als Vestdijk, Mulisch en Lucebert in mythische systemen als de astrologie, de alchemie en het gnosticisme naging. De objecten van deze systemen - de sterrenhemel, het brouwsel van de alchemist, God - zouden, met een variatie op Vestdijk, gezien kunnen worden als 'het algemeenste, waartoe men tevens in de persoonlijkste verhouding staat',
8 wat weer een andere omschrijving is van CdG's Kosmische Metafoor,
9 een formule waarin deze verhoudingen hun meest algemene uitdrukking vonden. Plagiaat nu, als meest ondubbelzinnige voorbeeld van de verhouding van een schrijver tot de taal, bracht opnieuw het subjectivisme, de 'persoonlijkheid' van de schrijver in het geding.
'[Een schrijver] streeft ernaar zich vrij te maken. Daarom streeft hij er ook naar de afstand tussen voorbeeld en navolging zo groot mogelijk te maken. Of die losmaking geslaagd is, hangt ervan af, of de emulator
10 bij het overnemen van andermans vormkenmerken begrip toonde voor de geest achter die vormen. Het werk vertoont dan een zekere autonomie, doordat het zich laat plaatsen in een reeks van literaire uitingen, die op zichzelf niets met het origineel te maken hebben. Immers, hoe groter de afstand tussen voorbeeld en navolging, des te groter is de kans dat de nieuwe creatie zich met andere scheppingen binden laat.'
11 Het beeld dat dit oplevert is dat van een 'ladder in de leegte': een verbinding tussen twee of meer overgeleverde verhalen die niet (meer) tot een enkele topos teruggevoerd kunnen worden, maar die met elkaar een web vormen waarover het auteurschap zich verdeelt.
Een postmodern web dus? Zelfs die term zoekt men tevergeefs in dit werk - maar er kan geen twijfel aan zijn dat Cornets de Groot, ruim twintig jaar vóór Thomas Vaessens' postmoderne interpretatie van Luceberts poëzie
12 in deze boeken tot inzichten kwam waar op dat moment in Nederland vrijwel niemand, daarbuiten alleen de genoemde boegbeelden uit het Franse postmoderne discours aan toe waren.
---o0o---
Hoe groot de afstand tussen voorbeeld en navolging kan worden blijkt uit Luceberts verwerking van gnostische beelden en ideeën in zijn poëzie. In 1978 publiceerde Cornets de Groot
Met de gnostische lamp, een 'krimi-essay', waarvan de titel behalve naar de thermische lans van meesterkraker Aage M. ook naar het 'lezen met de loep' van de close reading verwijst, en waarin Lucebert, compleet met 'handlangers' en 'slachtoffers' als 'hoofdverdachte' achterna wordt gezeten. Cornets de Groot wijst in zijn rol van 'detective' in dit boek op een aantal overeenkomsten tussen Luceberts beeldvorming en die van het gnosticisme, waarvan de radicaal dualistische grondgedachte niettemin in volstrekte tegenspraak staat tot Luceberts eigen visie.
Deze hypothese, die in 1994 in een omvangrijke studie van Anja de Feijter
13 uitgebreid werd naar de 'intertekst' van de Joodse kabbala en de poëzie van Hölderlin, was in wezen de concretisering van het algemene inzicht dat Lucebert tegenstellingen als die tussen de wereld en God, mens en kosmos, lichaam en geest etc. in zijn poëzie voortdurend ophief en verzoende: een 'antidualistisch program', waartoe hij het gnosticisme 'onthoofde':
'Het ingewikkelde bij Lucebert is, dat hij een systeem, dat hij principieel verwerpt, tóch nodig heeft (...), voor symboliek en structuur van zijn poëzie en voor zijn ideologische strijd voor een andere maatschappij'.
14
|
Lucebert en Cornets de Groot in het Letterkundig Museum, 1983. |
In 1999 verscheen bij uitgeverij Vantilt
Lucebert, mysticus, een al even omvangrijk proefschrift van Jan Oegema. Hoewel de auteur hier en daar afstand neemt van Cornets de Groots beweringen over Luceberts antidualistische en antiplatonische programma, komt Cornets de Groot erin naar voren als de figuur die niet alleen belangrijk pionierswerk heeft verricht, maar die het denken over Lucebert tot op de huidige dag beheerst. Dit laatste werd in datzelfde jaar 1999 nog eens bevestigd door de postume opname van een ongepubliceerd artikel
15 in een door Hans Groenewegen aangelegde verzameling Lucebert-essays onder de titel
Licht is de wind der duisternis (Historische Uitgeverij), en de gunstige waardering die vooral dat essay in de kritieken mocht ontvangen.
Lucebert-liefhebbers opgelet! Ter gelegenheid van deze oplevering van
Met de gnostische lamp heb ik een aantal tot dusverre niet eerder gepubliceerde documenten van Cornets de Groot over Lucebert aan de site toegevoegd. Het gaat om de volgende teksten:
- Een onvoltooid essay over het gedicht 'de discipel'
- Een recensie van de bundel Oogsten in de dwaaltuin
- Een lange brief aan R.L.K. Fokkema (van Het complot der vijftigers) over 'het orakel van monte carlo'
- Ongedateerde aantekeningen
- Een beschouwing over Lucebert en het vrije vers (met in handschrift de mededeling 'door Lucebert verworpen'!)
---o0o---
Nog een paar mededelingen tot slot. Piet Boekestijn, die mij zoals ik in de eervorige aflevering vertelde, volkomen onverwachts een aantal onbekende gedichten van mijn vader ter hand stelde, publiceert op zijn site herinneringen aan oude vrienden, onder wie de dichter
Jozef Eijckmans en fotograaf
Cor Stutvoet, die eveneens tot Cornets de Groots vriendenkring behoorden. Zijn herinnering aan zijn oude vriend Rudy heeft een gebalanceerd en uitstekend geschreven verhaal opgeleverd, waaruit blijkt dat Cornets de Groot al ruim vóór zijn eerste publicaties - en vooral vóór de seksuele revolutie - met thema's als dood en seks op goede voet stond. Een enkel citaat:
'Mijn onzekerheden beheersen veel van mijn doen en laten. De onzekerheden van Rudy lijken daarentegen zonder concessies in een leefbare filosofie te zijn ondergebracht. Sexualiteit beleef ik met resten van ingeprent zondebesef. Met realiteitszin en een open mind alles onderzoekend, ontdekkend en analyserend zit Rudy tegenover me, een vriend die in korte tijd mijn leraar wordt. (...) Zijn overwicht is natuurlijk, maar onnadrukkelijk. Als vanzelf spreken we over onze verhouding tot vrouwen. En over de bikini, het kledingstuk, dat de atoombom met het lichaam van de vrouw verbindt! De bevrijding van de Japanse overheersing, gekoppeld aan een begin van losmaking van sexuele repressie!'
Lees Piet Boekestijns herinnering
hier.
---o0o---
'Ik word getagd, dus ik besta' - zo luidt ons nieuwe existentialisme. Ook Rudy Cornets de Groot heeft zijn eigen
pagina op de sociale netwerksite Facebook - een onvermijdelijke ontwikkeling. Veel activiteit is er nog niet, maar wie weet wat de toekomst brengt. Meld u aan als fan, zegt het voort, of laat het aan u voorbijgaan. In alle geval:
Tot de volgende keer!
---o0o---
Klik hier voor Met de gnostische lamp.
Klik hier voor Ladders in de leegte.
NOTEN
- Voorwoord tot De open ruimte, p. 13.
- Voorwoord tot Contraterrein, p. 10/11.
- Foutenanalyse, Ladders in de leegte, p. 224.
- Idem.
- Brief aan Jan Verstappen, p. 2.
- Aldus de ondertitel van Ladders in de leegte.
- Inleidend, De kunst van het falen, p. 7.
- Aldus Vestdijks definitie van mythologie. In: S. Vestdijk, Albert Verwey en de Idee, Rijswijk (Z-H), 1940, p. 80.
- Zie de Inleiding tot Bikini.
- 'Voor de emulatoren - de gelukkigen die ontlenen èn verbeteren - is 'plagiaat' een symbolische daad van onafhankelijkheid, een zich ontdoen van het voorbeeld.' Plagiaat, een beroepsdeformatie?, Ladders in de leegte, p. 22.
- Contact, of de herkenning van het eigene in de ander, Ladders in de leegte, p. 84.
- Thomas Vaessens, De verstoorde lezer, Nijmegen, 2001.
- Anja de Feijter, 'Apocrief / de analfabetische naam' - het historisch debuut van Lucebert, Amsterdam, 1994.
- Een voorgeschiedenis onder de loep, Met de gnostische lamp, p. 25.
- Ontwerp voor een quizz.