Sunday, July 01, 2007

Gerrit Willem Dijsselhof - Kunst en samenleving

In de NRC van afgelopen vrijdag een groot artikel van Ron Rijghard over hoe poëzie een rol zou kunnen vervullen in de samenleving, en op de Contrabas een aantal bijdragen van Dirk Vekemans over hoe poëzie vrij kan worden gemaakt van haar maatschappelijk/commerciële inbedding. Het is niet zo dat beide pleidooien positie ten opzichte van elkaar zouden kiezen - het eerste is vooral een poëtica, het tweede een pleidooi voor een bepaalde politiek - en de tegenstelling die ik tussen beide zie is dus voor mijn rekening. Maar duidelijk is dat ik me zowel vanuit het oogpunt van de samenleving als van de poëzie in geen van beide strategieën kan vinden.

Aan Rijghards pleidooi voor 'instappoëzie' hoeven weinig woorden te worden vuilgemaakt. Waarom moet kunst (poëzie) toch altijd naar het volk worden gebracht, in plaats van dat het volk zich es inspant? Hoe kan men zich de zo gewenste volksverheffing anders indenken?
Net als Pfeijffer destijds ontwaart Rijghard twee 'mythen'. De eerste is dat een gedicht “geen poëzie is als je het na één keer lezen doorhebt. Want dan ben je er klaar mee, heeft het geen diepere lagen en dat is wat literatuur tot literatuur maakt.” Maar het spreekt natuurlijk vanzelf dat je een gedicht best in één keer door mag hebben - was dat niet waar juist de experimentele poëzie zich op beriep? “Begrijpelijkheid van poëzie is niet alles, verstaanbaarheid wel”, zei Elburg in Atonaal al: pas wanneer poëzie een lezer wat doet zal die bereid zijn haar nog eens te lezen, en nog eens - en juist dat nog eens willen lezen maakt een van de voornaamste charmes van poëzie uit. Nachoem Wijnberg schreef onlangs een hele bundel Liedjes vol over dat onderwerp.
De tweede mythe: “dat je een gedicht niet kan samenvatten, niet mag samenvatten. Een gedicht heeft geen plot, want het dankt zijn gedicht-zijn aan de vorm. De dichter weet precies wat hij wil zeggen en zegt het op deze manier, dus het gedicht op een andere manier met hetzelfde materiaal herscheppen, in je eigen woorden, is ondenkbaar. Het lijkt mij een misvatting dat het gedicht geweld wordt aangedaan als je erover praat in je eigen woorden. Dat is de opvatting van inboorlingen die bang zijn dat je hun ziel steelt als je een foto van ze neemt.”
Het spijt me, maar dit is wel van een heel erbarmelijk niveau, ondanks het gesuggereerde contrast tussen de 'inboorlingen' en de schrijver. Een gedicht kan best een plot hebben, maar die plot is het gedicht nu een keer en helaas niet. Wat blijft er over van Van Eycks De tuinman en de dood zonder 't rijm, het ritme, de strofe-indeling? En weet de dichter precies wat hij wil zeggen? Nee, hij weet vooral hoe hij het wil zeggen. En waarom eigenlijk zou je 't gedicht in je eigen woorden willen navertellen - mankeert er dan iets aan het gedicht? Dan zou ik een ander zoeken, dat wel voldoet.
Die angst van die inboorlingen ten slotte kan ik me wel indenken - er is hen nog wel meer ontnomen - maar afgezien daarvan: zij menen terecht dat de fotografie het onzichtbare - dat wat normaal gesproken vervliet in de tijd - zichtbaar maakt en kwantificeert, terwijl bij parafrase van een gedicht precies het omgekeerde gebeurt: daar wordt het zichtbare - de vorm - onzichtbaar gemaakt, om een tijdloze inhoud aan het gedicht over te houden. De truc is natuurlijk dat door het navertellen die inhoud van nieuwe vorm wordt voorzien, dwz wordt gemythologiseerd, zodat het oorspronkelijke gedicht - dat zich door haar vorm tegen manipulatie verzet - er door kan worden vervangen.

Het is allemaal ouwe koek en ongetwijfeld erg conservatief wat ik hier zeg. En ik begrijp natuurlijk dat de NRC graag een pleidooi voor begrijpelijke poëzie op de voorpagina van haar cultuurbijlage plaatst. Maar in Rijghards stuk lees ik eigenlijk maar één mythe: dat poëzie moeilijk is, terwijl ze zo gemakkelijk zou kunnen zijn. En poëzie moet gemakkelijk zijn, omdat ze anders aan een elite voorbehouden blijft, en je er dan bovendien ook niets aan 'hebt'. Maar poëzie is niet voor iedereen, - al is ze evenmin bedoeld voor een elite. Ze is juist en alleen op grond van haar vorm 'moeilijk': die weerstaat immers annexatie door het begrip, zoals elk ruimtelijk lichaam dat doet, waarmee je niettemin om moet kunnen gaan. Daarom kan poëzie niet aan een buiten zichzelf gelegen doel dienstbaar worden gemaakt, zoals Rijghard wil: ze is haar eigen zin. Mij kost het vaak genoeg moeite om een gedicht te doorgronden, en lang niet altijd kom ik eruit. Nou, dat is dan maar zo. Er zijn wel meer dingen in de wereld waar ik niet uitkom, maar waarmee ik toch te maken heb - waarom zou het met een gedicht anders zijn?

Andy Warhol - Mao
Andy Warhol - Mao

Pas aan het eind van zijn stuk legitimeert Rijghard zijn eis dat het gedicht zich aan hem uit moet leveren: hij wijst er dan op dat hij een mens is en emoties heeft. 'Ja, ik huil soms ook nog, u niet?' vraagt hij. Als ik het in Nietzscheaanse termen mag zeggen, dan bespeur ik daar een rancuneuze slavenmoraal in, of meer actueel (hoewel) een LPF-mentaliteit*) die recht wil doen gelden op het exclusieve, het hoogste en het moeilijkste, eenvoudig omdat men mens is en gevoelens heeft. Tranen, emoties, kortom datgene waarmee men aan het leven lijdt, vormen dan de vordering die de door Rijghard aangehaalde 'leraar, verpleegster, politieagent, politicus en interieurverzorger' op het leven uit hebben staan, en die moet worden terugbetaald. Het komt mij voor als puur populisme om uit hun naam te spreken en als een vorm van misplaatste solidariteit. Solidariteit is immers niet: zo schrijven dat de menigte je begrijpt, maar strijden voor de menigte met wapens die zij zelf niet heeft. Maar Rijghard werpt zich op als woordvoerder van een nieuwe opstand der horden tegen wat bijzonder is en de moeite waard - een moeite die hem zelf te veel is. Poëzie wordt bij hem een aai over de bol, een verhaaltje voor het slapen gaan, een opiaat voor vermoeide geesten. En zo kom je dan tot een pleidooi voor kunst voor het volk, op de voorpagina van de cultuurbijlage van een elitekrant. Enfin, genoeg.

Met het pleidooi van Dirk Vekemans voor een poëzie die juist in geen enkel opzicht dienstbaar zou moeten zijn - in elk geval niet aan de commercie, en allicht ook niet aan een maatschappelijk doel, al blijft poëzie in meer of mindere mate natuurlijk betrekking houden op de maatschappelijke werkelijkheid - ligt het aanzienlijk moeilijker. Vekemans, die als ik het goed heb begrepen tot dusverre uitsluitend op het internet heeft gepubliceerd, verzet zich tegen een kwantificering van poëzie, tegen pogingen handelsgoederen van gedichten te maken. Incipit het internet: daar kan poëzie buiten de logica van het marktdenken om bestaan, als in een soort van testfase vóórdat de boekpublicatie, waar het ook volgens Vekemans ten slotte van moet komen, haar consacrerende werk komt doen, wat overigens vooral opgevat zou moeten worden als steunbetuiging aan het creatieve proces.
Het is, na Rijghards stuk, op zich een verademing om regels te lezen als deze:
"Het blijft een ethische ramp van jewelste om dat wat het hoogste goed van een samenleving behoort te zijn, haar creatieve productie, en zeker die productie die zich wil inschrijven in een van de meest essentiële tradities, op economisch dwingende wijze te zien verworden boekje na boekje na plakje van hoogst sentimentele drab, of tot een smakeloos herkauwen van honderdmaal uitgekopieerde pseudo-modernismen. De poëtische elite in ons taalgebied, zij die uit die drab zijn opgestegen, kan je daarbij onmogelijk nog vrijpleiten van ten minste een klein beetje arrivisme, en dat komt natuurlijk ook omdat ze zich achter hun tekstkapitaal verschuilen, dat dan wél oploopt tot net genoeg om bij de volgende publicatie uit de kosten te komen."

Jeff Koons - Hoover vacuum cleaner
Jeff Koons - Hoover vacuum cleaners

Maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat Vekemans de poëzie hierdoor in een soort vacuüm zuigt - in een terzijde wijst hij er naar aanleiding van een opmerking van mij op dat hij zich nooit in literaire wandelgangen begeeft - ook al lijkt zijn oproep voor een 'open source mentaliteit' op het tegendeel te wijzen. Het probleem is alleen dat op het internet en in de wereld de dienst vooralsnog niet wordt uitgemaakt door Linux en Wikipedia, maar door Windows en Google. Natuurlijk is het mooi wanneer men zichzelf met print-on-demand kan bedruipen, maar die onafhankelijke productie is niet het enige. Je wilt toch ook de markt niet met rust laten, maar haar integendeel dwingen zich met je te bemoeien zonder op haar toe te geven: alleen dan verzeker je je ervan dat ze zich in moet laten met iets dat aan haar vijandig is en, hoe weinig ook, bedreigt. Ik zie daarom meer in een aloude postmoderne strategie waarbij poëzie zich juist in die commercie inschrijft, er van steelt, zich er als een ziektekiem in vasthecht om het zo tot ontbinding aan te zetten. Dat laatste, ik besef het natuurlijk, is weinig minder dan naïef utopisch idealisme, maar is me toch liever dan een 'zuivere' poëzie die zich door de markt onder opgaaf van redenen kan laten negeren. Zolang grote uitgeefconcerns en financiële instellingen door publicaties en prijzen blijkgeven een stem te willen behouden in het poëtisch bedrijf, betekent poëzie nog iets in die wereld. Dan is poëzie geen schoen waar je moeiteloos instapt, maar een venijnige splinter die niet wil wijken.

*) Maar dan zonder Fortuyn!

posted @ 2:49 PM | Feedback (8)