Thursday, September 13, 2007
Een minister die de bijbel van het kwaad van de index wil halen om te voorkomen dat een andere bijbel erop wordt gezet: dat moet wel een man van de verlichting zijn. Ik denk dat hij het liefst die hele index zou afschaffen; niets mag uiteraard de uitstorting van de geest - de verlichting is een soort pinksterfeest - in de weg staan. Maar niet alleen in de politiek, ook op het weblog van de Contrabas is men het er over eens dat indexen uit de tijd zijn en dat geen enkel boek verboden zou moeten worden. Toch zou ik graag eens een doorslaggevend argument voor die stelling horen. Waaraan hebben boeken die schijn van heiligheid eigenlijk te danken? Me dunkt, aan de verlichting zelf - hoe slecht die met het heilige ook overweg kan. Men gaat er kennelijk van uit dat die verlichte stralenbundel wel door de smeerboel van de paranoïde wensfantasieën van het boek in kwestie - NB de agenda van een massaslachting - heen kan breken. Alsof de verlichting de uitvoering van die agenda tegen heeft kunnen houden.
![Pinksteren](../../../../images/blogger_xs4all_nl/cornets5/19722/r_pinksteren.jpg)
Opnieuw mystificaties!
Een politicus die voorgeeft westerse waarden te verdedigen stelt voor de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting af te schaffen.
Een andere, verlichte politicus stelt voor het fascisme weer aan het woord te laten.
Dichters die een week geleden nog opriepen tot verbranding van het werk van een collega, staan plotseling pal voor de vrijheid van het woord.
De Koran, een heilig boek. Mein Kampf, het tegendeel daarvan - maar niet om de ideologie. Het verschil tussen beide boeken - en meteen het criterium voor de beoordeling van het werk van Pom Wolff - is de werkelijkheidswaarde ervan, de vraag of het geschiedenis produceert of geschiedenis is. Het is een onderscheid dat ik aan Mulisch te danken heb, in het bijzonder aan de 'Manifesten' uit Voer voor psychologen.
Mulisch onderscheidt literatuur van reportage. Bij de laatste wordt verslag gedaan van iets wat zich in de werkelijkheid heeft afgespeeld; het eerste is werkelijkheid op het moment dat het wordt neergeschreven. Nu kunnen religieuze, heilige teksten weliswaar niet uitsluitend als literatuur worden opgevat, want het gaat er niet alleen om of de lezer de teksten mooi enz. vindt, maar ook of hij ze aanvaardt en er zijn leven naar wil richten. Toch maakt dat laatste er, als ideologie, alleen de bovenbouw van uit, en die is, het woord zegt het al, niet wezenlijk. De vraag is in welke werkelijkheid het geschrevene functioneert. Als de Koran, de Bijbel en andere religieuze teksten werkelijk heilig willen zijn - dat wil zeggen: door God, bij wie het woord zijn oorsprong heeft (Joh 1:1) geïnspireerd - dan laat men hun inhoud het beste werkzaam zijn in het hart en in de geest - en niet daarbuiten. Om die reden alleen al is Mein Kampf geen heilig boek: het heeft de uitdrukkelijke bedoeling dat men er naar handelt, dat er geschiedenis mee wordt gemaakt, in plaats van dat het geschiedenis zou zijn:
Was Faschismus seinem Wesen nach ist,
erweist sich vollständig erst dann, wenn
er die Macht besitzt und Politik
gestalten kann, also auf der Stufe
des Herrschaftssystems. Auf der Stufe der
Ideologie und der Bewegung kann sein
Wesen nur zum Teil erschlossen werden,
weil hier demagogische Elemente den realen
Charakter partiel noch verbergen.
Dit is niet uit Mein Kampf, maar het eerste van een reeks fascistische citaten uit de - toevallig vandaag voor de Jan Campertprijs (!) aangewezen - bundel 'De voorbode van iets groots' van Dirk van Bastelaere.
![Van Bastelaere - De voorbode van iets groots](../../../../images/blogger_xs4all_nl/cornets5/19722/r_voorbode.jpg)
Ik heb nooit goed begrepen waarom Van Bastelaere het fascisme zo uitgebreid aan het woord laat, en eigenlijk interesseert het me niet of hij dat doet vanuit een verlichtingsideaal, een anything goes, of om de gelijkwaardigheid van teksten dan wel het verschil tussen het grootse en het groteske te demonstreren. Uiteindelijk, stel ik me voor, zal het hem erom gaan poëzie op het uiterste te schrijven. Maar hoe gevaarlijk mag het precies zijn? Wat, wanneer Van Bastelaere dat citaat niet geversificeerd zou hebben, en het zich uit zichzelf kon verwekken? 'Misschien/ kom ik morgen/ bij u/ met een bijl.// Maar/ schrikt u niet/ want ik/ ben god', zegt Jan Arends - is die tekst te lezen zonder de schuine strepen?
In De zaak 40/61, zijn boek over het Eichmann-proces, schrijft Mulisch in een passage over de voorbereiding van het fascisme in de kunst:
'Eer ik nu verder ga, wil ik mij uitdrukkelijk solidair verklaren met al deze auteurs: van Sade tot Nietzsche en van Hoffmann tot Breton, en met de talloze romantici, expressionisten, dadaïsten, surrealisten en futuristen, die ik verder nog had kunnen noemen. Ik ben hun kollega. Iets schrijven en iets doen maakt nu juist alle verschil van de wereld uit.' En wanneer hij vervolgens nagaat hoe een aantal van deze kunstenaars zich onder Hitler zouden hebben gedragen, zegt hij over de dadaïsten en surrealisten: 'dat [zij] integraal door Hitler als ontaard verketterd werden, is al veelzeggend genoeg: hij, die met de werkelijkheid deed wat zij met vormen deden, herkende hen als zijn aartsvijanden' (p. 103/4; cursiveringen van mij).
![Raoul Hausmann - Dada Siegt](../../../../images/blogger_xs4all_nl/cornets5/19722/r_dada_siegt.jpg)
Raoul Hausmann - Dada siegt (1920).
Als Adorno dit verschil tussen werkelijkheid en kunst goed voor ogen had gehad, was hij nooit met zijn uitspraak over poëzie na Auschwitz aangekomen. Lucebert liet zich er in elk geval niet door weerhouden. Het was na zijn sonnet hooguit een tijdje wat moeilijker om met een sonnet voor de dag te komen - dat is het verschil. 'Gevaarlijke poëzie', waar in kritieken gedurig om wordt gevraagd, is poëzie die afziet van zijn schuine strepen en de daad bij het woord voegt. De tekst die dan ontstaat kan niet buiten de werkelijkheid, en wie hem schrijft pleegt geen geschiedenis, maar verricht anti-daden, gericht tegen de geschiedenis: tegengeschiedenis.
'Hoe een verhaal maandenlang stokte,' schrijft Mulisch, 'omdat ik iemand een kamer niet kon binnenkrijgen. Wat lijkt eenvoudiger dan te schrijven: - Hij kwam binnen en ging in de lila stoel zitten - ? Maar daarmee gebeurt het niet, daarmee is alleen beweerd, dat het gebeurt. Men kan zo veel beweren. Op een dag ging hij naar binnen.'
Het woord, wanneer het geen reportage is, is zelf geschiedenis. Het heeft geen werkelijkheid nodig, want het is zelf werkelijkheid, 'heilige optekening', waarin met elke letter waarheid wordt geproduceerd, die door geen andere werkelijkheid hoeft te worden geverifieerd dan zichzelf. De werkelijkheid van Mein Kampf hangt in de witte nevel van Birkenau. Fascisme en het woord verdragen elkaar niet, en daarom hoort dat boek tot in de eeuwigheid op de index thuis.
Tegen de verlichtingsadepten zou ik willen zeggen: wie de index afschaft, gaat er van uit dat het kwaad is afgeschaft. Zorg ervoor dat uw rationalisme niet in idealisme komt te verkeren.
Tegen de postmodernen: het fascisme is niet Levinas' Ander (godbewaarme), en de rechtvaardigheid vordert niet dat men zich laat infecteren wanneer men zelf infecteert. Het is fatsoenlijk om fascisten niet aan het woord te laten.