Sunday, August 24, 2008

"Libra, and my name is Charles"
The Floaters


'Een mens is niet alleen zichzelf, maar ook de jeugd van zichzelf, hij is zijn ouders, zijn vrienden, zijn minnaressen, zijn ondergeschikten - zijn provincie, zijn omgeving, zijn sociale klasse - hij is alles wat hij gezien, ervaren, geleden en genoten heeft; en tenslotte is hij ook nog wat hij niet is (…). De mens, indien hij een totaliteit is, moet ook dit zijn: zijn eigen contrast, zijn eigen ontkenning.' 1

Van wie zou dit zijn? Van Badiou, met die totaliteit? Nee, helaas. Deleuze dan, ondanks die totaliteit? Ja, dat zou kunnen! Maar het is van iemand die altijd al het midden opzocht, allicht omdat zijn sterrenbeeld Weegschaal hem dat nu eenmaal ingaf: Simon Vestdijk.

- Wat, die schim uit het verleden?
- Helaas, het is zo! Vestdijk is alleen nog een 'duivelskunstenaar' (Ter Braak) voor wie bereid is om de literatuurgeschiedenis - onvermijdelijk een conservatieve aangelegenheid - een moment te vergeten en zich door zijn werk van die duivelskunsten te laten overtuigen. Overigens doet men zichzelf daar een groot plezier mee.

Vestdijk op de weegschaal

"Vestdijk..." Als kind hoorde ik mijn vader die naam wel eens mompelen, als hij zich een moment alleen waande, in de keuken, op het toilet, of achter zijn bureau. Wie was dat toch? Hij schreef twee boeken en meer dan vijftig artikelen over hem - twee keer zoveel als over Lucebert, de nummer twee in zijn werk. Ja, en wie dat was, Vestdijk - de volgende intimiderende feiten, wanneer men ze in hun versteende, literair-historische vorm tot zich laat spreken, staan een vrije, spontane belangstelling haast in de weg:

'Vestdijk schreef 22 poëtische werken (gedichtenbundels, epische poëzie, een drama in verzen), 7 novellenbundels, meer dan 50 romans en 22 essaybundels, de 10 over muziek niet meegeteld. (...) Verbazing over zijn belangstelling voor het paranormale (in het met Marsman geschreven Heden ik, morgen gij), waar hij zo juist in Else Böhler, Duits dienstmeisje zijn bedrevenheid in het realisme bewezen had, verenigt zich met bewondering voor zijn veelomvattende en diepgaande kennis (van psychologie, godsdienstpsychologie, filosofie, muziek) en zijn inzicht in historische, kunst- en literatuurhistorische vraagstukken.' 2

Overdonderende feiten. Maar wat interesseert een kind, iemand die buiten die geschiedenis staat ('een kind/ een bloesemtak/ een onbekende' - Rodenko) zich daarvoor? Die had allicht ook in 1972, toen dit boekje in het onderwijs werd geïntroduceerd, al lege ogen. Maar waarom kinderen ook met feiten vermoeien, zolang er mogelijkheden zijn om zich over te verwonderen? 'Wat is er gebeurd', vraagt de historicus, en laat zich door toevalligheden het zwijgen opleggen. 'Wat zou er gebeurd zijn, als...'? vraagt het kind, de kunstenaar, de bloesemtak. Vestdijk zelf schreef er een essay over, 'Historische contingentie' (in Essays in duodecimo) waarin hij zich in aanvulling op de gewone geschiedschrijving een 'leer van gemiste kansen' voorstelt. Uiteraard niet om ons van de realiteit af te leiden, maar om die beter te doorzien. Waarom anders geschiedenis bedrijven?

Vestdijk op de weegschaal is naar dat uitgangspunt gemodelleerd. 'Mij gaat het om het beeld van de schrijver in zijn werk,' schrijft Cornets de Groot. 'Aangezien een mensenleven altijd beneden de maat blijft van de doelstellingen in dat leven, mag onze verbeelding zo stout zijn als de biografie het toelaat. Het gaat ons niet om de becijfering van de waarde van dit "ik", maar om die van 't meer ik dan ik.' 3

Na de bloemlezingen uit het werk van Staring, Lucebert en Bert Schierbeek, die alledrie voor gebruik in de klas waren bedoeld, vervolgde Cornets de Groot in 1972 met dit overzicht van Vestdijks werk, dat in de door Martien J.G. de Jong geredigeerde reeks Literaire verkenningen verscheen. Het uiterst sympathieke boekje geeft in krap honderd pagina's niet alleen een chronologisch overzicht van Vestdijk als dichter, romancier, novellist, essayist en criticus, maar wijst ook Vestdijks veranderlijke, 'weegschaal'-karakter aan als het samenbindende element in zijn schrijverschap. 'Steeds wanneer de schaal naar een kant doorslaat, springt Vestdijk op de andere over. Of een van zijn mensen doet dat. Het centrale idee in Vestdijks problematiekgevoeligheid berust op het mechaniek van de weegschaal.'4

Vestdijk-fiche

Dat is natuurlijk een astrologische metafoor voor wat in het denken van Deleuze inderdaad als de grootste opgave kan worden gezien, nl. om 'te ontkomen, eruit te komen', dwz. te zorgen dat men als subject niet samenvalt met zijn geschiedenis of zijn toekomst, met wat als zodanig kan worden aangeduid, maar daarbuiten te reiken, naar zijn eigen contrast of ontkenning. Of, in Vestdijks woorden:

'Een menselijk leven, dat zich op de duur niet met tien, twintig andere levens vermenigvuldigt, - levens die geen vorm hebben aangenomen, maar daarom nog geen doodgeboren levens, - verdient de naam van "leven" ternauwernood; het is een leven zonder diepte, zonder ruimtelijkheid, zonder licht en schaduw.' 5

Vestdijk op de weegschaal is nu op www.cornetsdegroot.com in zijn geheel beschikbaar, dwz. met fragmenten uit Vestdijks werk erbij, en een 'Werkboekje', dat ook onze lege ogen met tranen mag vullen: wat Cornets de Groot tóen van een leerling durfde vragen, kan menig leraar van nu niet meer bedenken. Ik dank de Erven Vestdijk voor hun vriendelijke toestemming voor het overnemen van de fragmenten, waaronder het schitterende verhaal Het veer, en het hierboven al genoemde, briljante essay Historische contingentie, dat naar mijn overtuiging niet alleen van Vestdijks werk een hoogtepunt is, maar van het genre tout court.

*****

Al in het voorwoord tot zijn eerste bundel De open ruimte zegt Cornets de Groot dat zijn grote essay Bikini 'een zoveelste hergeboorte [was], een "psychisch" proces, dat bij gebrek aan "psychische" taal werd uitgedrukt in "literaire".' Ongetwijfeld is zijn astrologische metafoor voor het werk van Vestdijk zo'n voorbeeld van 'literaire taal'. Het was het verband tussen hemel en aarde dat hem überhaupt zijn belangstelling voor literatuur ingaf, en bovendien een methode aan de hand deed om die belangstelling van een structuur te voorzien: het systeem van de kosmische metafoor. 'Uren kan ik staren op woorden als dag, licht, ster, zon, weerlicht, hemel, planeet of Ram en Stier en Kreeft', schrijft hij, zelf een Waterman.

Aries, Taurus, Cancer, Aquarius, aquarel, 1978.
"Aries, Taurus, Cancer, Aquarius," aquarel, 1978.


Enkele weken geleden ontving ik een e-mail van een meneer die zich voorstelde als Piet Boekestijn, en die vertelde dat hij mijn vader in de jaren '50 in Haagse café's als De Posthoorn en de sociëteit van de Haagse Kunstkring had gekend, temidden van mensen als Jozef Eijckmans, Jan Molitor en Cor Stutvoet. Ik kende zijn naam niet, maar hij bewees zijn vriendschap van toen op bijzonder overtuigende, om niet te zeggen overrompelende wijze, door mij een aantal gedichten ter hand te stellen die mijn vader in die jaren zou hebben geschreven.
Gedichten, van mijn vader? Had hij die ooit geschreven? Meer dan een enkel sinterklaasvers is er niet overgeleverd. En dan uit die vroege periode, die haast mythische voortijd, enkele jaren van vóór zijn debuut? Daaruit was me niet meer dan een enkele titel bekend, Timmeren aan het zwerk, een door Gids-redacteur Anton van Duinkerken als 'gelal' afgewezen essay... 6 En dan nu: poëzie?
Piet Boekestijn gaf me de gedichten, zes stuks in totaal. Hij had ze destijds zelf overgeschreven; de originelen had hij weer teruggegeven, en die waren natuurlijk verloren gaan. Maar Piet had ze bewaard, om ze een halve eeuw later aan de zoon van zijn oude vriend ter hand te stellen. Over de authenticiteit van wat hij me gaf, kon en kan geen enkele twijfel bestaan. Ik citeer het eerste:

Het wonder van de verdampende H-mens

tientongig de taal
muziek knettert op in de keel

men laat zich zingen men luistert in
de zwellende strot naar adders naar
de paniese danseres der ziel
(een klank wordt dampend geboren)
(de damp hoopt zich op in het ei)

de zwaartillende tong stapelt ah op oh
zo vult men de ruimte de ruimte
aan een eierstok tokkelt de ziedende tong
zo bewijst men bewogen zijn wijsheid
in duister verdampend daarna

          de damp hoopt zich op in het ei daarna
          gebeier gebeier gebeier
          de damp hoopt zich op in het ei daarna
          gebeier gebeier gebeier

Natuurlijk, dit is geen eigen, oorspronkelijk werk; het is Lucebert-epigonisme van een aan de weg timmerende dichter van nog geen dertig - maar die titel! 'Het wonder van de verdampende H-mens'... H-mens? Waterman? De H-bom of waterstofbom? Hier kwamen, ver vóór Bikini, de astrologische variant van de kosmische metafoor en het tijdperk van een dreigende atoomoorlog al bij elkaar. Onmiskenbaar Cornets de Groot, die hierin zijn 'zoveelste hergeboorte' beleefde, en een weg vond om te worden wie hij moest zijn: zijn eigen contrast, zijn eigen ontkenning: het wonder van de verdampende H-mens.





  1. S. Vestdijk, 'Marcel Proust en het algemene', in: Gallische facetten, Den Haag, 1968, p. 32.  
  2. R.A. Cornets de Groot, Vestdijk op de weegschaal, Leiden, 1972, p. 84.  
  3. Cornets de Groot, De kunst van het falen, Den Haag, 1978, p. 55.  
  4. Cornets de Groot, Intieme optiek, Den Haag, 1973, p. 66.  
  5. S. Vestdijk, 'Historische contingentie', in: Essays in duodecimo, Amsterdam, 1951, p. 23.  
  6. Blijkens een brief van Asselbergs (Van Duinkerken) aan Kees Lekkerkerker van 30 mei 1962.  

posted @ 3:11 AM | Feedback (0)